Gastblog Ruimte voor mobiliteit


De openbare ruimte in Nederland wordt steeds schaarser, zeker in dichtbevolkte gebieden als de Randstad. Dat vraagt om slimme inrichting van die ruimte. Want er moet plaats zijn voor groen, voor spelen, voor wonen en voor economie. Hoe past mobiliteit in dit plaatje? Robert Veldhuis vertelt hoe ze daar in de gemeente Schiedam mee omgaan.

“Er waait een andere wind door Nederland op mobiliteitsgebied,” zegt Robert. “Je ziet heel duidelijk dat we een andere richting op gaan. Waar voorheen het autoverkeer heel belangrijk was, ligt nu veel meer de focus op duurzaamheid, leefbaarheid en veiligheid.” 

“We zitten in een transitie,” geeft Robert aan. “Er moet ruimte zijn voor een groeiende economie, wonen en groen, maar tegelijkertijd moeten we ook de bereikbaarheid in stand houden. En zelfs verbeteren. Meer ruimte voor langzaam verkeer en minder voor de auto. Dus we moeten alternatieven bieden. Zoals het fietsnetwerk versterken, betere ov-voorzieningen treffen en deelmobiliteit.”

First en last mile

“In Schiedam hebben we een station waar metro, trein, tram en bus samenkomen. Het is vrij uniek in Nederland dat al die verschillende vervoersvormen op één plek binnen een gemeente samenkomen. Voor de bereikbaarheid van het centrum is het positief dat alles bij elkaar zit. Maar bewoners van de wijken moeten daar wel op een goede manier kunnen komen. Als de verbinding van huis naar het station (de first mile) niet goed is, pakken inwoners sneller de auto. 

Dat geldt ook voor de mensen die in Schiedam werken. Als zij op het station aankomen en alleen met een bus naar hun kantoor kunnen die één keer in het uur rijdt, dan kiezen ze de auto. Ook die aansluiting naar de eindbestemming (de last mile) moet dus goed zijn. Daar willen we op gaan inzetten.”

Eerlijk parkeren voor iedereen

“Daarnaast willen we ook het parkeren meer gaan reguleren, en meer sturen op deelmobiliteit. Daarom werken we aan een aangepast parkeerbeleid dat beter aansluit op onze parkeercapaciteit

We gaan het betaald parkeren uitbreiden van 6.000 naar 18.000 plekken. Dat betekent dat er ook in de wijken betaald parkeren komt. We moeten dus alternatieven bieden en aansturen op parkeren buiten de wijken. 

Parkeren krijgt een andere rol in de stad van de toekomst, dat zien we ook in andere gemeenten. Zo zijn we in Schiedam bezig met een gebiedsontwikkeling achter het station, Schieveste. Daar willen we zo’n 3000 woningen gaan bouwen op een klein stuk grond. We hanteren daar een parkeernorm van 0,3. Het ligt tenslotte naast een belangrijk regionaal OV-knooppunt. Huidige parkeernormen liggen hoger. Die lage parkeernormen zie je steeds meer terug. In plaats van parkeernormen, willen we mobiliteitsnormen gaan toepassen.”

Dynamische mobiliteitsvisie

Deze plannen komen samen in de nieuwe mobiliteitsvisie, die veel gaat losmaken volgens Robert. “Daar zijn we twee jaar geleden mee begonnen,” vertelt hij. “Het is een redelijk weerbarstig proces geweest. We kregen onder meer te maken met een nieuw college met hoge ambities en met de nieuwe omgevingswet. De visie moet nog vastgesteld worden door de gemeenteraad. Als dat is gebeurd kunnen we beginnen een uitvoeringsagenda te maken. Hierin staat beschreven hoe we de komende jaren de visie gaan uitwerken in concrete plannen.

Het is de eerste keer dat we met een dynamische visie werken. Dat wil zeggen dat de visie niet in beton is gegoten, maar tussentijds kan worden bijgesteld. Dat werkt een stuk efficiënter. De ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit gaan namelijk zo hard, dat we nu niet kunnen vastleggen hoe we mobiliteit concreet willen inrichten in 2040. 

We hebben trouwens niet alleen te maken met mobiliteitsontwikkelingen, zaken als de coronacrisis hebben daar ook veel effect op. Daar kun je vooraf geen rekening houden.”

De gemeente Schiedam is een trouwe opdrachtgever voor Mobypeople. Momenteel zitten collega’s Lennert en Arjan bij de gemeente Schiedam. Over de samenwerking met Mobypeople zegt Robert:

“De relatie met Mobypeople onderscheidt zich ten opzichte van andere detacheerders in het wederzijds contact. Ze hebben belangstelling voor de ontwikkeling van hun mensen en vragen mij ook om input op dat gebied. Ik kan daar iets in betekenen. Dat vind ik erg positief!”