Blog ‘Aan alleen een grijs hoofd kun je geen snelheid aflezen’

Er verschijnen steeds meer soorten fietsen in het straatbeeld. Dat roept vragen en onduidelijkheid op. Hoe hard mag je? Wat is de juiste plek op de weg? En hoe zit het met de veiligheid en onervaren bestuurders? Want ook mensen die weinig ervaring hebben met hun nieuwe vervoermiddel maken deel uit van het verkeer. Levert dat geen problemen op?

Koen van Neerven en Mark Mallens laten hun licht daarover schijnen.

Uit cijfers blijkt wel degelijk dat het problemen oplevert. Fietsers zijn al jaren de grootste groep slachtoffers in het verkeer. En dat neemt alleen maar toe. Sterker nog, uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2022 291 fietsers om het leven kwamen in het verkeer. Dat zijn 84 meer fietsslachtoffers dan het jaar ervoor, vooral 75-plussers waren vaker slachtoffer.

Onervaren kinderen

Behalve ouderen zijn ook kinderen een kwetsbare groep in het verkeer. Basisschoolkinderen zijn onervaren in het verkeer, wat de nodige risico’s met zich meebrengt. Leerlingen van het voortgezet onderwijs hebben meer verkeerservaring, maar moeten vaak de route of het nieuwe vervoermiddel nog goed leren kennen.

Mark: “Middelbare scholieren gebruiken vaker een e-bike om naar school te fietsen. Deze groep is steeds prominenter aanwezig in ongevalscijfers.”

Onervaren ouderen

Wat betreft senioren doen zich veel risicovolle situaties voor op de e-bike. Een elektrische fiets vraagt om een andere manier van fietsen en deelname aan het verkeer, de snelheid en beleving van de omgeving is echt anders dan op een gewone fiets.

Hier zijn gelukkig veel trainingen voor. Koen zette ooit een dergelijk ‘opstapprogramma’ op: “Daarin leg je bijvoorbeeld uit hoe je een noodstop moet maken op een elektrische fiets. Je hebt dan niet de tijd om rustig en elegant af te stappen zoals oudere mensen vaak gewend zijn op een damesfiets.

Ook spelen stabiliteit en evenwicht een rol bij senioren. Een stoeprand is bijvoorbeeld een groter obstakel als je er met een hoge snelheid tegenaan rijdt ”

Voorlichting

Bij de ernstig verkeersgewonden zijn fietsers in 2020 met ongeveer 12.000 slachtoffers verreweg in de meerderheid, en vooral het aantal slachtoffers als gevolg van een ongeval zonder gemotoriseerd verkeer neemt toe. Twee op de drie ernstig gewonden is een fietser.

Mark onderstreept het belang van defensief rijden: “Dat betekent dat je je er als fietser bewust van bent dat jij gevaar loopt. Je wilt bijvoorbeeld zeker weten dat je voorrang krijgt, of je nadert kruispunten en rotondes met een lagere snelheid zodat je de situatie beter overziet.”

Infrastructuur

Maar met voorlichting alleen kom je er niet. Ook infrastructurele aanpassingen kunnen helpen. Denk aan duidelijke markering en bebording op conflictpunten. “Aan alleen een grijs hoofd kun je geen snelheid aflezen,” zegt Koen. “Dan is het schrikken als de fietser ineens veel dichterbij is dan je verwacht. Daar moeten we als adviseur rekening mee houden. Consistent en duidelijk aangeven dat een automobilist een snelle fietser kan verwachten. En dat helder is wie waar mag rijden.”

Andere maatregelen zijn bijvoorbeeld fietspaden op een verhoging aanleggen, dus duidelijk gescheiden van de rijbaan voor motorvoertuigen, en een grotere attentiewaarde voor een fietspad creëren. Of de aanpassing van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. Want als die 30 kilometer per uur is, dan moet een speed pedelec zich daar ook aan houden.

Het wiel uitvinden

Uiteraard wordt er al rekening gehouden met kwetsbare groepen en onervaren bestuurders in het verkeer. Maar dat kan een stuk beter volgens Koen en Mark.

“Als je naar de ongevallencijfers kijkt, moet er iets gebeuren,” zegt Mark. “Dat kan met meer voorlichting én een veilige infrastructuur.”

Aan voorlichting wordt al veel gedaan. Denk aan verkeerslessen op school en de bovengenoemde opstapcursussen, maar qua infrastructuur wordt er nog weinig rekening gehouden met nieuwe vervoermiddelen en hun onervaren bestuurders.

Dat komt mede doordat infrastructuur niet zomaar is aangepast. Het duurt een tijd voordat aanpassingen in beleid zijn gedaan en verkeersbesluiten zijn genomen. Maar op de lange duur kun je er niet onderuit dat de infrastructuur moet worden aangepast.

Mark: “Dit is niet iets wat iedere gemeente voor zich moet regelen, dat moet landelijk gebeuren zodat er eenduidigheid is.”
Koen is het daar mee eens, maar vraagt zich af: “Hoe gaan we dat effectief en consistent in het hele land doen? En: wie voelt zich daar verantwoordelijk voor? Dat wiel is nog niet uitgevonden.”